Artikels en nieuws...

METEN IS WETEN.

METEN IS WETEN.

28-10-2025

Het seizoen zit er weer op. De kampioenen zijn bekend. En de reportages zullen ons weer tegemoet komen. En sommigen menen alle wijsheid in pacht te hebben. Daar wil ik het maar liever niet over hebben. We kunnen de specifieke tips en trucs lezen die men heeft toegepast. Althans datgene wat men kwijt wil en dat is meestal niet alles. Dat begrijp ik ook wel. Het is ook maar de vraag of dat specifieke truckje nou precies datgene was, waardoor de duiven beter naar huis kwamen. Maar wellicht staan er ook goede tips in waar je wat van kunt leren om uit te proberen.  Het moet echter wel bij jou systeem passen. Er zijn vele wegen naar Rome, maar nog meer die nooit in Rome uitkomen.

Voor mij gaat het toch vooral om duiven die optimaal gezond zijn, een goede verzorging hebben gehad, een goed kompas hebben en graag naar huis willen. Daar kun je dan op selecteren. We zien wel vaak, dat er meer goede nazaten komen uit duiven die al een goede stam hebben opgebouwd. Maar een garantie is dat niet. We kweken allemaal veel onbruikbare duiven en heel weinig toppers. Ook op de zogenaamde tophokken is dat zo.  

Reportages.

Zoals je weet heb ik me vooral en speciaal op de voeding voor duiven gespecialiseerd. Ik verbaas me dan ook steeds weer over de creativiteit van de liefhebbers in die reportages als het over voer gaat. Dat gaat van eiwitarm tot één voer voor het hele jaar zonder aanpassingen. Ik probeer daar dan steeds doorheen te kijken. Natuurlijk, het voeren heeft voor die liefhebber goed gewerkt. Anders stond hij/zij niet met zijn goede resultaten in de duivenkrant. Maar wat veel liefhebbers zich niet realiseren, is dat het heeft gewerkt voor deze duiven, op dit hok, op deze locatie, met de omstandigheden van dat jaar.  En dat zou op een ander hok, een andere locatie en met ander weer wel eens helemaal niet succesvol kunnen zijn. Onze sport is een individuele sport en we zien meestal alleen wat er op ons eigen hok werkt.

 

Horst Collenberg.

Toch wil ik deze keer nog eens proberen uit te leggen hoe mijn kennis over voeren van de duiven tot stand is gekomen. Ik moet dan teruggaan naar de tijd dat ik voor het eerst duivenvoer heb geleverd aan een Duitse klant. Dat was bij de Firma Collenberg in Haltern. Dat zal nu wel een jaar of 35 geleden zijn. Ik had de nodige kennis over voeding, maar niet specifiek voor postduiven. Hij vroeg om voermonsters. Die had ik bij me. Toen vroeg hij om de analyses. Ik wist daar niets van en zou ze bij mijn volgende bezoek meenemen. Tijdens dat volgende bezoek vroeg hij mij of we zelf machines hadden om voer te maken. Ik zij ja. Waarop hij zei: dan zal ik je een paar mengelingen opschrijven die je voor ons moet maken. Ik vroeg “waarom”? Dit voer kan ik in Nederland prima verkopen. Zijn antwoord vergeet ik nooit meer. Horst zei: “Herr Mulder, we wonen hier net boven het Ruhrgebied. De helft van alle West-Duitse duiven zitten in dit gebied ( we hadden nog Oost en West Duitsland). En ook alle voerfirma’s leveren hier voer. Als we iets met elkaar willen bereiken, dan zullen we beter moeten zijn dan al die andere firma’s hier. Anders hebben we geen schijn van kans”. En toen begon hij over voer te vertellen.

 

Ik bezocht Collenberg elke 14 dagen en hij leerde me steeds meer over het voer en het voeren van duiven. Horst was een “recht door zee man”. Een charismatische man. En daar kon zeker niet iedereen mee door één deur. Hij kon uitstekend analyseren wat hij deed met zijn duiven. Dat bleek ook steeds weer het geval als we testen deden op 10 – 20 andere duivenhokken. Hij zag altijd meer dan de anderen. Wat anderen ook menen te weten over voeding, Collenberg is en blijft voor mij altijd DE voedingsleraar en ik zal ook nooit een andere visie gaan volgen. En ja, natuurlijk heb ik me later steeds meer beziggehouden met onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek. Maar de toepassing van die latere nieuwe inzichten is altijd in zijn voetsporen uitgewerkt.

 

Testen.

Daarom wil ik graag nog eens uitleggen, hoe het voer en het voersysteem is ontstaan. Dus al voordat ik voor het eerst bij hen kwam. Volgens Collenberg weten de duiven beter wat ze nodig hebben dan wij mensen. Wij verbeelden ons wel eens wat, maar de dieren staan veel dichter bij de natuur. Duiven weten alleen niet hoe ver de vluchten zijn en daarom moeten we lering trekken uit de testen die zijn gedaan.

 

Horst ging als volgt te werk: een aantal maanden voor aanvang van het vliegseizoen nam hij een langwerpige houten bak en plaatste er 25 bakjes in. In alle bakjes werd een ander graan op zaad gedaan. Altijd hetzelfde gewicht per graansoort. Na de training werd de voerbak met de 25 verschillende granen en zaden in het hok geplaatst. De vliegduiven kregen een half uur de gelegenheid om te eten wat ze wilden. Daarna werd de voerbak weer verwijderd. Elk potje kwam daarna op de weegschaal. Er werd genoteerd hoeveel de duiven hadden gegeten en dat werd gedeeld in het aantal duiven die aanwezig waren op het hok. Nu hebben we de mengeling die deze morgen werd gegeten. ’s Avonds weer hetzelfde ritueel en weer kwam daar een “mengeling” uit. Dat werd opgeschreven in zijn notitieboek. Tevens werd de windrichting van die dag en de dag en nacht temperatuur genoteerd. De volgende dag weer hetzelfde ritueel. Zo ontstond er een beeld van het voer dat de duiven voor aanvang van de vluchten tot zich namen.

 

De vluchten.

Tijdens de vluchten werd ook steeds genoteerd hoeveel gram er per potje was gegeten door de aanwezige duiven. Ook nu weer werd de windrichting, de afstand van de vlucht en de dag en nacht temperatuur genoteerd. Het werd duidelijk, dat de duiven ander voer aten na thuiskomst van een vlucht. Soms werd er meer mais gegeten, soms meer peulvruchten etc. Ook de buitentemperaturen hadden invloed op het gene werd gegeten. Na een zware vlucht werd er de eerste paar dagen meer peulvruchten gegeten. Na een gemakkelijk verlopen vlucht werden er nauwelijks of soms helemaal geen peulvruchten gegeten. Na een lange vlucht aten de duiven ook meer vetrijke zaden. Kennelijk was daar meer behoefte aan. Ook zag je, dat de duiven de tweede helft van de week geen, of bijna geen peulvruchten meer aten. Duiven aten de laatste dagen voor de vluchten meer klein voer en dus meer vetrijke zaden. Een en ander moeten we zien in het licht van vluchten met 1 nacht mand.  Want twee nachten mand is er in principe niet in Duitsland. Alleen bij de overnacht. 

 

Na het vliegseizoen werden de resultaten bekeken en vergeleken. Wat aten de duiven meer na een zware vlucht? Wat na een lichte vlucht? En wat was de invloed van de windrichting en de dag en nacht temperaturen? Horst Collenberg deed er een hele winter over om al die gegevens te analyseren. Een heidens werk was het. Je moet wel een beetje gestoord zijn om zoiets te doen denk ik wel eens. Maar goed, hij was zeer gedreven en wilde weten wat de duiven “wisten”. En ook op wat de duiven niet wisten: n.l. de afstand van de vlucht en de windrichting.  

 

Phase I, Phase II en Phase III.

Na die lange winter van analyseren werd hem duidelijk wat de behoeften van de duiven was in het begin, in het midden en aan het einde van de week. Dat werd verwerkt in een voersysteem. En zo ontstond het Phase I, II en III systeem. Het systeem werd aangepast naar het aantal vlieguren van de duiven. De afstanden noteren was niet het belangrijkste. Want een vlucht van 300 km tegen een stevige wind in kost meer energie en duurt langer dan een vlucht van 500 km met een flinke wind achter.  Nou moet je natuurlijk altijd uitgaan van gemiddelden. Het is niet te doen om elke duif naar zijn specifieke voerbehoefte te voeren. Dat doen we wel bij de wielrensport, zoals de tour de France en natuurlijk bij meer professionele sporten.

 

Het vliegschema.

In de praktijk kwam het er op neer dat we konden uitgaan van 3 gram vetverbruik per vlieguur. Door de waardes van het voer te berekenen, werd steeds weer naar aanleiding van de voerbehoefte per dag gevoerd. Ook werd duidelijk dat we niet te vroeg moeten beginnen met het voeren van vetten en veel koolhydraten. Dit om te voorkomen dat duiven te vroeg in vorm komen. Alle opgedane kennis werd vertaald in het vliegschema. Daarbij hield Horst steeds rekening met de vlieguren van de vlucht. Dat is iets wat je zelf goed moet inschatten. Dus werd er een voersysteem ontwikkeld, die geheel vanuit de praktijk is ontstaan. Deze werkwijze heeft al ontzettend veel succesvolle resultaten opgeleverd.

 

Schapenvet.

Tja en toen kwam Willem voor de eerste keer bij Collenberg in zijn voerwinkel. Natuurlijk had ik geen idee wat hem dreef en wat hij allemaal al had gedaan aan testen met zijn duiven.

Het was niet alleen deze belangrijke informatie die in de praktijk werd uitgetest, ook werden wetenschappelijke onderzoeken uitgeprobeerd. Zo kan ik mij herinneren dat er een periode was dat duivenliefhebbers veel dierlijke vetten gaven. Tja, want als er een  succesvolle liefhebber over schrijft, dan wil iedereen dat nadoen toch? Natuurlijk wordt er niet bij verteld dat voor de opname van dierlijke vetten een lecithine olie nodig is.

 

Omdat de firma Collenberg een duiven speciaalzaak had, waren alle losse granen en zaden voorradig. Hij maakte een voermengeling volgens het 3 Phase systeem, maar dan met de meest vetarme graansoorten en peulvruchten.  De dierlijke vetten werden daaraan toegevoegd en zo ging het vliegseizoen van start bij Hors Collenberg. Dochter Claudia vloog op zich prima met de duiven. Maar Horst interesseerde dat niet. Hij wilde weten hoe duiven reageren op allerlei ontwikkelingen. Allereerst vlogen de duiven prima op dierlijke vetten. Maar na 5 vluchten was het over met de pret. De duiven wilden niet meer vliegen. De vliegvorm was helemaal verdwenen. De duiven moesten een flink aantal weken op Zuivering om weer te herstellen.  Dat duurde zodanig lang dat het vliegseizoen voorbij was. De lering die we hieruit kunnen trekken is: duiven kunnen maar beperkt dierlijke vetten opnemen. Het is zaak voorzichtig te zijn en als je dierlijk vet geeft voor een zware fondvlucht. Dan ook een goede lecithine olie gebruiken om de vetten beter te laten opnemen.

 

Wetenschap en praktijk.

In de tijd dat ik daar regelmatig kwam werden op een 20 – 30 hokken in  Duitsland. Nederland en België heel wat testen gedaan. Wetenschappelijk onderzoek werd in de praktijk uitgetest op heel wat duivenhokken. Waarom? Omdat wetenschappen vaak zijn gebaseerd op theorie of op testen die gedaan zijn in een laboratorium. En dat is heel wat anders dan duiven op weduwschap op een duivenhok. Dat is eigenlijk de reden dat ik me afsluit voor ideeën die niet passen bij deze zienswijze. Ook al lijken ze succesvol te zijn. Ik vind het allemaal prima. De basiskennis heb ik van hem geleerd. Ik blijf trouw aan mijn voedingsleraar Horst Collenberg. Ook al is hij niet meer onder ons.

 

Willem Mulder

E-mail: matador@xs4all.nl

Tel: +31 - (0)648 – 71 74 75.

Terug
Verkooppunt in the picture

Altijd een Matador verkooppunt bij u in de buurt!